Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [58]Al hun boosheid is te Gilgal, [59]want daar heb Ik ze gehaat, om de boosheid van hun handelingen; Ik zal ze uit Mijn [60]huis uitdrijven, Ik zal ze [61]voortaan niet meer liefhebben; al hun vorsten zijn [62]afvalligen. 58. Dat is, de voornaamste afgoderij wordt aldaar bedreven, of, wat er overal van afgoderij in het land is, brengen zij daar tezamen; daar integendeel de gedachtenis der weldaden, die hun God eenmaal in deze plaats bewezen had, hen van alle afgoderij behoorde af te schrikken; zie boven hfdst.4 vs.15, en onder hfdst.12 vs.12. 59. Of, gewisselijk. 60. Dat is, uit mijn land, of uit mijn huisgezin, dat zij niet meer mijne kinderen noch knechten zullen zijn. 61. Hebreeuws, niet toedoen, of voortvaren hen lief te hebben; dat is, Ik zal hun niet langer weldoen. 62. Of, wederstrevig, onbandig.